Wielrennen is een duursport bij uitstek, die vaak zeer zware eisen stelt aan de beoefenaar. Bovendien heeft in de laatste decennia de commercie zich van het topwielrennen meester gemaakt waardoor met het stijgen van de amusementswaarde de zwaarte nog verder is toegenomen. Naast zeer interessante materiaaltechnische ontwikkelingen zien we in de loop van de jaren ook een sportspecifiek begeleidingspatroon ontstaan, niet alleen op trainingsgebied maar ook op het terrein van de sportmedische zorg. Bij veel wedstrijdfietsers bestaat een grote behoefte aan gerichte adviezen en begeleiding.
Het blessurerisico in het algemeen is bij wielrennen klein. De kans om op een Spoedeisende Hulp-afdeling (SEH) terecht te komen is eveneens klein, maar de kans dat het in dat geval om een ernstige blessure gaat is vrij groot: 17 procent van de wielrenners die op de SEH-afdeling terechtkomen wordt acuut opgenomen. Van SEH-bezoekers met een sportblessure wordt in het algemeen slechts vijf procent opgenomen in het ziekenhuis.
Blessures opgelopen tijdens wielrennen SEH-behandelingen: 1.800
Ziekenhuisopnamen na SEH-behandelingen: 310
Hoe ontstaan blessures bij wielrennen?
In de meeste gevallen (90%) wordt de blessure veroorzaakt door een val van de fiets en in een klein deel van de gevallen (7%) doordat een wielrenner ergens tegenaan botst of geraakt wordt.
Wat is de aard van blessures bij wielrennen?
De meest voorkomende blessures zijn blessures aan de armen (50%). Daarbij gaat het vaak om fracturen aan sleutelbeen of schouder (15%) of om luxaties van AC-gewricht of schouder (6%).
Hoofdletsel is een probleem dat ondanks helmgebruik nog betrekkelijk veel (22%) voorkomt.
Eén procent van de wielrenners op een SEH-afdeling heeft ernstig schedel- of hersenletsel opgelopen.
Wie lopen blessures bij wielrennen op?
De meerderheid van de wielrenners die op een SEH-afdeling behandeld worden is man (87%). Vaak zijn twee derde van de slachtoffers 35 jaar of ouder.